Frits van Oostrom, Nederlands meest bevlogen specialist van de middeleeuwse cultuur en literatuur, is te gast bij Griet Pauwels voor een interview in de Paarse zetel, op donderdag 3 april (12.30u-13.15u) in de Achilles Musschezaal van Bibliotheek Zuid.
Gratis toegang, geen reservering mogelijk. De deuren gaan dicht zodra het interview gestart is.
Voor wie dit zou missen: vanaf vrijdag 4 april te beluisteren op de podcast.
Van Oostrom is hoogleraar in Utrecht en een fenomenaal mediëvist. Hij schreef over Koning Arthur, Lancelot en Reinaert, maar ook bredere studies als Handgeschreven wereld, Stemmen op schrift en Maerlants wereld, dat in 1996 bekroond werd met de AKO-prijs. In dit verrassende portret van de ‘vader der Dietse dichters’ benaderde hij de schrijver van de Rijmbijbel (1271!) vanuit de thema’s magie en wellust, middeleeuwse krijgskunst en humor.
‘In een complement van methoden ligt de kracht van ons vak,’ zegt Van Oostrom. Zo deed hij in de jaren ’80 van vorige eeuw al een poging om de steriele discussie rond het beroemde mirakelspel Beatrijs te doorbreken door de verhaalstof in haar context te plaatsen van andere Marialegendes en middeleeuwse verhaaltradities, van toenmalige lezers en schrijvers. Dat historisch ontstaanskader hanteerde hij ook voor Het woord van eer (1987), o.a. over de poëzie van Willem van Hildegaersberch, dichter aan het Hollandse hof. En die bloeiende literaire hofcultuur leek in de 14de eeuw net zo goed een vlucht uit de crisis als dat vandaag met sommige cultuuruitingen het geval is.
Van Oostrom schenkt zowel aandacht aan de diversiteit van literaire stemmen in een specifiek cultureel milieu of literatuurhistorische periode, als aan de mentaliteitsgeschiedenis en sociale problematiek. De jury van de Wijnaendts Francken-prijs voor cultuurgeschiedenis waardeerde daarom zeer terecht Van Oostroms ‘nieuwe wijze van denken en beleven,’ waarin hoofse etiquette, maatschappelijke posities, religieuze of didactische dimensies en volkscultuur verweven blijven. En ook zijn stijl, die soms met bravoure, maar ook met de nodige voorzichtigheid aanleunt bij die van de historische roman: ‘In augustus 1400 heeft hij, opererend in een knokploeg van vrienden en familieleden (-) een andere groep hovelingen (-) zo duchtig afgerost dat er twee doden en tenminste drie zwaargewonden vielen.’ Frits van Oostrom schrijft welbewust wetenschappelijke boeken die ook leesplezier bieden voor een publiek dat geen literatuur gestudeerd heeft; daarbij wil hij zijn nieuwsgierigheid op hen overbrengen en duidelijk maken, dat niet alles gekend of zelfs maar kenbaar is: ‘ik hoopte dat iets zou overslaan van de spanning die ik voel’.
In 2006 leverde hij het eerste deel af van een nieuwe Nederlandse literatuurgeschiedenis: Stemmen op schrift, dat onze vroegste literatuur tot het jaar 1300 belicht. En die titel mag vrij letterlijk worden genomen: het is de periode waarin van een louter orale literaire traditie wordt omgeschakeld naar de geschreven cultuur van o.a. de Wachtendonckse psalmen, eigenlijk een boek voor de alfabetisering van jonge geestelijken, tot het befaamde Gruuthuse-handschrift , waarin het niet minder beroemde Egidiuslied werd opgetekend. En samen met het vorig jaar verschenen tweede deel Wereld in woorden (over de Nederlandse literatuur tussen 1300 en 1400) belicht het de periode waarin de volkstaal, het Middelnederlands, naast het Latijn evolueert tot de basis van een bloeiende, poëtische literatuur, met grote dichters als Heinric van Veldeke, avonturenverhalen als die van Sint-Brandaan, en hoofdpersonages als Reynaert, Beatrijs en Karel ende Elegast. Om uit te komen bij wereldwijze schrijvers als Jacob van Maerlant en Jan van Boendale, bij de mystiek van Ruusbroec en Hadewijch, en bij de Abele spelen (Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemarken…).
Van Oostrom spreekt bewonderend én ook altijd nieuwsgierig over het vroegste culturele leven in Vlaanderen en Nederland en legt verbanden met hedendaagse trends en met de literaire canon. Die enorme berg literair erfgoed omvat digitaal geteld samen een kleine 70 MB, te veel om grondig te kunnen lezen, want zo’n 9 miljoen woorden, en in diversiteit niet veel kleiner dan de huidige Van Dale. En sinds kort niet enkel digitaal leesbaar, maar ook hoorbaar: hoe werd het Egidiuslied gezongen? Hoe vilein klinken Reynaerts woorden?
En het is niet onbelangrijk om daarbij ook de context uitgebreid in beeld te brengen, de volksbeleving en de hang naar spektakel, het religieuze leven in allerlei gemeenschappen, de bruisende handelssteden in Holland en Vlaanderen. Van Oostrom laat niet na om er tussendoor ook op te wijzen hoe met dit literaire erfgoed door de eeuwen heen is omgegaan, hoe het uitgespit is door fanatieke speurders, zoals Justus Lipsius en Willem de Vreese, hoe die literatuur soms moeizaam werd uitgegeven, hoe de Vlaamse Beweging nieuwe impulsen leverde met o.a. Jan Frans Willems, en hoe nieuwe visies de 19de eeuwse romantische verbeelding aflosten. Van Oostrom weet zich schatplichtig aan voorgangers als Jonckbloet, J. Van Mierlo en Knuvelder, maar voelt zich ook een ‘hoeder’ van het omvangrijke patrimonium waarover hij schrijft, iemand die zich rekenschap geeft van het belang van dat culturele erfgoed en het op een boeiende manier door wil geven aan volgende generaties, in wat hij noemt ‘creatieve non-fictie’.
Meer over Frits van Oostrom op www.fritsvanoostrom.nl
Jean-Paul den Haerynck, Afdeling Taal en Literatuur