Het is een misverstand dat “Het trieste der tropen: reisverslag van een antropoloog”, beter bekend onder zijn Franse titel “Tristes tropiques”, louter een verslag zou zijn van de reizen die Claude Lévi-Strauss (1908 -2009) in de jaren 30 naar indianen-dorpen in het Braziliaanse Amazone-gebied maakte. Dit beweren zou deze klassieker van de beroemdste Europese antropoloog van de 20ste eeuw enorm onrecht aandoen – het boek bestrijkt zoveel meer onderwerpen en graaft zoveel dieper dan een reisverslag.
Trouwens, de jury van de Prix Goncourt bevestigde Lévi-Strauss dat ze het in 1955 gepubliceerde boek zeker met deze prijs zouden bekroond hebben indien het een fictie-werk was geweest. Het boek had nl. veel literaire verdiensten en de auteur getuigde van stilistische talenten (de slotparagrafen zijn bijna poëzie), maar Tristes tropiques kan inderdaad geen roman genoemd worden. Hoewel het Lévi-Strauss’ oorspronkelijke bedoeling was om er een soort roman zoals Heart of Darkness van Joseph Conrad van te maken, dat zich in het Amazone-gebied zou afspelen. Maar Lévi-Strauss, een groot bewonderaar van Marcel Proust overigens, vond dat het schrijven van zo’n literair boek niet vlotte, was niet tevreden over de kwaliteit ervan en schoof uiteindelijk die plannen opzij. Hij behield de titel en een paar fragmenten maar schreef een totaal ander werk.
Geen reisverslag, geen roman, geen autobiografie, ook geen verzameling essays en al helemaal geen doorwrocht antropologisch werk. Sommigen proberen dit originele boek dan maar in twee woorden te omschrijven als een “filosofische exploratie” of een “intellectuele zwerftocht”, maar ook deze omschrijvingen schieten te kort.
Eigenlijk doorvlecht de auteur in Tristes Tropiques zijn herinneringen aan zijn reizen in het Amazone-gebied met beschouwingen over zijn motieven om als ex-student filosofie antropoloog te worden, met zijn visie op de culturele antropologie en de talrijke inherente paradoxen die deze wetenschap kenmerken, met filosofische reflecties en kritieken op de existentialisten en andere filosofische stromingen, met uitweidingen over religies zoals islam en boeddhisme, met reminiscenties aan zijn reizen naar Zuid-Azië en ervaringen in India en Pakistan, met literaire stukken uit zijn “mislukte roman”, zoals een 7 pagina’s lange beschrijving van een zonsondergang, met een samenvatting van een toneelstuk dat hij tijdens zijn verblijf in de Braziliaanse jungle schreef, met eigen gedichten, met mijmeringen over de klassieke muziek die tijdens het reizen door zijn hoofd speelt, enzovoort enzovoort…
En nee, hoewel je meegevoerd wordt door de herinneringenstroom van de auteur en verrast wordt doordat hij af en toe plots van onderwerp, van plaats en van tijd verandert is dit noch een onsamenhangend, noch een gekunsteld, noch een moeilijk boek. Het vestigde zijn reputatie in het midden van de twintigste eeuw want hij bereikte er een zeer groot publiek mee dat zijn latere, moeilijker boeken over antropologie nooit zou lezen. Lévi-Strauss was nl. de grondlegger van het structuralisme in de antropologie en daarmee ook één van de absolute kopstukken van de nu wat gedateerde “structuralistische school” in de filosofie en de sociale wetenschappen.
Dit veelzijdige, caleidoscopische en vlot leesbare boek begint met een requisitoir tegen het reizen en (pseudo)-ontdekkingsreizigers in het bijzonder – de beroemde eerste zin van het boek “Ik heb een hekel aan reizen en ontdekkingsreizigers.” laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Lévi-Strauss zou na zijn Braziliaanse exploraties zelfs nauwelijks nog etnografisch onderzoek op het terrein uitvoeren ; zijn antropologisch werk bleef ondanks zijn wantrouwen t.o.v. de filosofie en de metafysica in het bijzonder altijd meer gericht op abstracties en theorievorming dan op empirisch onderzoek ter plaatse.
In Tristes tropiques kan de lezer af en toe al even proeven van een aantal van deze theorieën in embryonale vorm, die hij later zou uitwerken en proberen te bewijzen. Zijn theorieën zouden later een grote invloed hebben op andere structuralistische, maar ook op poststructuralistische en postkolonialistische filosofen en zouden de weg bereiden voor de poststructuralistische en anti-humanistische hoofdstroming in de Franse filosofie van de jaren 70 en 80. Maar om dit boek te waarderen hoef je absoluut niets over Lévi-Strauss zelf of over zijn theorieën te weten – laat staan het daar volledig mee eens te zijn.
Even een concreet voorbeeld uit Tristes Tropiques aanhalen dat Lévi-Strauss’ denken illustreert. Lévi-Strauss zocht nl. steeds naar onbewuste, universele structuren en bipolaire tegenstellingen die zich op allerlei terreinen (zoals in verwantschapsstructuren, mythes, kunst…) in een samenleving zouden uiten en de maatschappij determineerden. Verborgen structuren beheersten volgens hem het denken en handelen van mensen in een samenleving. In het stuk over de Bororo- en de Caduveo-indianen komt dit nog het meest tot uiting: hij meende bv. dat de patronen in de lichaamsbeschilderingen van de Caduveo een onbewuste afspiegeling waren van de verwantschapsstructuren en plattegrond van de dorpen van de naburige en verwante Bororo-stam. De invloed van Sigmund Freud op Lévi-Strauss is hier duidelijk merkbaar, ondanks het feit dat hij zelf de antropologie op een meer natuurwetenschappelijke basis wou grondvesten. De psychoanalyse, het marxisme en de geologie worden in Tristes Tropiques immers als inspiratiebronnen door Lévi-Strauss genoemd om antropoloog in plaats van docent filosofie te worden. Hij ging er van uit dat deze wel zeer uiteenlopende “wetenschappen” (marxisme en psychoanalyse werden in de jaren 50 door een groot deel van de intellectuele elite nog als wetenschappen beschouwd) een “andere, verborgen werkelijkheid” onder de zichtbare werkelijkheid blootleggen. En die richting zou later ook zijn eigen “structurele antropologie” opgaan. Ook de volgende passage in “Tristes Tropiques” geeft daar al een voorsmaakje van:
“Wat een dorp een dorp maakt is dus niet de grond waarop het staat noch de hutten, maar een bepaalde structuur (…). Zo wordt ook begrijpelijk hoe het komt dat de missionarissen alles vernietigen als ze de traditionele ordening van het dorp verstoren.”
Dit citaat illustreert tevens hoe Lévi-Strauss in het boek regelmatig de vreselijke gevolgen van de kolonisatie op de oorspronkelijke bevolking betreurde. Hij vreesde dat er enkele tientallen jaren later nauwelijks nog indianen meer zouden overblijven – laat staan dat ze hun traditionele levenswijze zouden kunnen behouden. (Zijn vooruitzichten bleven gelukkig vooralsnog iets te pessimistisch: vanaf de jaren 70 verbeterden de levensomstandigheden van de Braziliaanse indianen en groeide hun bevolking weer snel aan.) Sommige bladzijden van het boek krijgen hierdoor een melancholisch tintje, want hoewel de auteur over het algemeen een vrij nuchtere observator is, staat die “Tristes” niet voor niets in de titel. Maar toch zijn ook licht-ironische passages het boek niet vreemd:
“De voorbereidingen voor een etnografisch expeditie naar Midden-Brazilië worden getroffen op het kruispunt van de rue Réaumur en de boulevard du Sébastopol. Daar bevinden zich alle groothandelaren in fournituren, daar zijn naar verwachting de artikelen te vinden die voldoen aan de kieskeurige smaak van de indianen.”
Lévi-Strauss schetste ondanks al zijn scherpe uithalen naar de Westerse samenleving en zijn bijna fatalistisch mededogen met hun lot hoegenaamd geen geïdealiseerd beeld van de Braziliaanse indianen. Voorstellingen van “nobele wilden” zijn het boek helemaal vreemd ondanks het feit dat hij een bewonderaar was van Jean-Jacques Rousseau: “onze leermeester, Rousseau, onze broeder, (…) aan wie elke bladzijde van dit boek opgedragen had kunnen zijn”. Maar hij had een betwistbare visie op Rousseau: hij ontkende nl. dat deze de “natuurstaat” van “de wilde” zou verheerlijken.
Of je het er nu mee eens bent of niet, het zijn juist tal van dergelijke eigenzinnige filosofische exploraties, intellectuele zijsprongetjes en literaire vingeroefeningen, die het boek zoveel meer diepgang geven dan het eerste het beste reisverslag. Tristes Tropiques staat op plaats 20 in Le Mondes “100 boeken van de eeuw”. Voor Ton Lemaire, de Nederlandse culturele antropoloog en filosoof, die een nogal hagiografisch boek over Levi-Strauss schreef, waarin hij vooral minder bekende nevenaspecten van zijn werk behandelt, is Tristes tropiques één van de vijf werken die hij zou meenemen naar dat mythische onbewoonde eiland. Als er in de boot naar dat eiland plaats is voor een niet al te kleine boekenkast mag het wat mij betreft ook mee.
Wouter De Raes, collectie geschiedenis