Interview met Krist Biebauw, directeur van de bibliotheek: “De opening van de nieuwe bibliotheek is geen eindpunt, maar een nieuw begin”

De bodemplaat van de Krook is afgewerkt, de funderingswerken zijn achter de rug en de bouw van de nieuwe Gentse bibliotheek ligt, met andere woorden, perfect op schema. In het najaar van 2015 moeten de werken aan het gebouw afgerond zijn. Ik had zowel een gesprek met Krist Biebauw, huidig directeur van de bibliotheek, als met Annelies Storms, Gents schepen van Cultuur.

Deel II: Krist Biebauw, over hoe zijn leven hem naar de Krook heeft geleid en over de rol die de bib in de toekomst zal moeten spelen.

Wanneer Krist Biebauw in 2011 wordt aangesteld als directeur van de bibliotheek, zijn de definitieve bouwplannen van de Krook al goedgekeurd. Hij moet nu samen met zijn medewerkers invulling geven aan dat nieuwe gebouw en aan de werking die de bibliotheek er wil ontplooien. Wanneer ik, ter voorbereiding van ons gesprek, de LinkedIn-account van de bibliotheekdirecteur bekijk, valt het mij op hoe Biebauw meteen na zijn studies geschiedenis in de culturele sector aan de slag is gegaan. Vooraleer we het over de Krook hebben, wil ik dan ook eerst weten vanwaar die interesse voor cultuur komt. “Doorheen mijn kindertijd was geschiedenis mijn grote passie maar naarmate ik ouder werd, merkte ik dat er heel veel facetten van cultuur waren die mij intrigeerden. Het lezen zat er al van kinds af aan in; op dat vlak was ik een absolute boekenwurm die de plaatselijke bibliotheken afschuimde. Maar de echte aha-erlebnis kwam er in het middelbaar. Ik herinner mij in dat verband nog de lessen esthetica die ik op het College in Waregem kreeg. Hoewel veel toenmalige klasgenoten mij zullen tegenspreken, vond ik dat een bijzonder boeiend vak, dat gegeven werd door een bijzonder boeiende leraar. Die man deed voor mij een wereld van kunst en literatuur opengaan. Toen wist ik: ‘dit is mijn ding’.”

Geen gebruiksvoorwerpen

Op uw 23ste bent u dan aan de slag gegaan als directeur van het cultureel centrum Jan Tervaert in Hamme. Vier jaar later wordt u directeur van het cultureel centrum Belgica in Dendermonde. Heeft u zichzelf altijd al als een leidinggevend figuur gezien?
Krist Biebauw: “Het zou wat pretentieus zijn om daar positief op te antwoorden (lacht). Maar laat ons zeggen dat ik er voor een stuk ben ingerold, in die leidinggevende functies. In Hamme had ik eigenlijk gesolliciteerd om de artistieke invulling van het programma te mogen verzorgen, ik besefte toen te weinig wat ik mij allemaal over de hals haalde. Ik had het zakelijke aspect van de job onderschat, maar gaandeweg ontdek je wel een aantal zaken over jezelf die je dan scherper gaat aanboren. Zo besefte ik op den duur juist dat ik eigenlijk veel plezier vond in dat zakelijke aspect. Het leidinggeven is dus niet zozeer iets waar ik bewust voor gekozen heb, maar wel iets waar ik gaandeweg sterker en sterker in werd.”

En toch laat u die leidinggevende functies na tien jaar Hamme en Dendermonde liggen, om als coördinator bij Locus te gaan werken.
Biebauw: “Dat was eigenlijk een heel bewuste keuze om het beleid eens op een andere manier te bekijken. Na directeur te zijn geweest van twee culturele centra, had ik op een bepaald moment het gevoel van: ‘ik wil vanuit een ander perspectief werken dan louter dat van een gemeentelijke dienst’. Zo heb ik dan acht jaar op Vlaams niveau bij Locus gewerkt, een organisatie die lokale besturen ondersteunt op het vlak van cultuur.”

In 2011 wordt u vervolgens aangesteld als directeur van de Bibliotheek Gent om er onder andere de verhuis van de bibliotheek naar de Krook in goede banen te leiden. Had u nood aan zo een uitdaging?
Biebauw: “Ik heb altijd uitdagingen gezocht. Maar of ik daar nood aan had? Dat besef je eigenlijk pas op het moment dat je die vacature ziet staan in de krant. Ik was op dat moment niet bewust op zoek naar ander werk maar als je dan in je eigen stad zo een fantastisch project kan leiden in een sector die heel sterk aan het veranderen is en onder druk staat door allerhande technologische en maatschappelijke evoluties, dan besef je misschien wel dat je daar aan toe bent. En dan ga je er voor.”

Maar brengt zo een project niet enorm veel stress met zich mee? Mocht u bijvoorbeeld alles op voorhand weten, zou u dan opnieuw solliciteren voor de job?
Biebauw: “Ah, die vraag voelde ik al komen (lacht). Voor mij is het eigenlijk geen optie om met die gedachte te spelen. Ik ben de uitdaging aangegaan, er is geen weg terug en ik ben het aan de stad verplicht om die opdracht naar mijn beste vermogen te volbrengen. Maar dat wil ik wél doen met veel aandacht en respect voor het menselijke. Je moet goed weten waar je naartoe gaat met dit project maar tegelijkertijd moet je beseffen dat mensen geen onderdeeltjes van machines zijn, hè. Het zijn geen gebruiksvoorwerpen die je even nodig hebt maar nadien weggooit. Op dat vlak hoop ik wel dat de mensen waarmee ik werk, mij appreciëren omwille van de menselijkheid en de integriteit waarmee ik deze opdracht probeer te realiseren. Ook al moet ik daarbij soms minder evidente beslissingen nemen.”

Ik merk wel dat u dat menselijke aspect enorm belangrijk vindt.
Biebauw: “Ja, absoluut. Een moderne directeur moet mensen stimuleren om het beste uit zichzelf te halen. Ik word verondersteld van een people manager te zijn, maar dat zit ook in mij en ik doe dat echt graag. Langs de ene kant is dat heel vermoeiend, je moet continu op de hoogte zijn van wat er onder de mensen leeft, maar langs de andere kant kan ik enorm genieten als ik zie dat iemand boven zichzelf is uitgestegen. Ook als de nieuwe bibliotheek er staat, zal het voor mij nog altijd gaan over wat er in dat gebouw gebeurt tussen de mensen die er werken en de mensen die er op bezoek komen.”

Perfecte kapstok

Laten we het over de nieuwe bibliotheek hebben. Doet het iets met u om dag na dag een beetje meer van dat nieuw gebouw te zien verschijnen?
Biebauw: “Ja, misschien meer dan ik aanvankelijk had gedacht. Omdat het zo lang iets heel abstract blijft en nu een stuk tastbaarder wordt. Het is moeilijk om een gevoel van trots te krijgen bij het zien van een paar betonplaten (lacht), maar het doet me wel weer beseffen waarom ik het doe. Met dit project hebben we een enorme kans gekregen en voor de bibliotheek is het de perfecte kapstok om haar toekomst aan vast te hangen.”

Dat zal dan een toekomst zijn in een sector die, zoals u eerder al zei, sterk aan het veranderen is en onder druk staat. Voor welke uitdagingen zal de bibliotheek nog komen te staan?
Biebauw: “Dé grote uitdaging voor de Krook is een werking neerzetten die verandering voortdurend mogelijk maakt. We krijgen nu een momentum: nieuw gebouw, nieuwe werking en veel toeters en bellen. Maar het grote gevaar is dat we ons in die nieuwe bibliotheek gaan nestelen en dat alles uiteindelijk weer verzandt in business as usual. We moeten nu bouwen aan een bibliotheek voor de toekomst, die zichzelf telkens opnieuw heruitvindt. Voor mij is de opening van de Krook dan ook een startpunt, en geen eindpunt. Doordat we in een nieuwe, meer digitale omgeving zitten en samenwerken met partners die heel sterk met technologie en innovatie bezig zijn, kunnen en moeten we ook voortdurend nieuwe dingen uitproberen en onze manier van denken en werken telkens opnieuw aanpassen.”

Hoe wilt u die digitale omgeving toegankelijk maken voor iedereen?
Biebauw: “Enerzijds gaan we voluit voor het ‘bring your own device‘-principe, omdat we gemerkt hebben dat meer en meer mensen hun eigen tablets en smartphones meebrengen naar de bibliotheek. Daar moeten we sterk op inspelen. Maar anderzijds willen we bezoekers ook toegang kunnen geven tot de nieuwste apparatuur, in de mate van het mogelijke, omdat we daarmee een sociale nood invullen. Kijk naar de mensen die nu gebruik maken van de pc’s in de bibliotheek: dat zijn vaak mensen die het geld niet hebben om thuis een internetverbinding te kunnen betalen. Dus als we die sociale en in zekere zin educatieve functie toch hebben, dan kunnen we die mensen niet laten werken met oude hardware. We willen hen in de nieuwe bib aan de slag laten gaan met laptops en tablets omdat we hen op die manier versterken door een ingangspoort naar de nieuwste technologieën te creëren.”

Verspreider van kennis en cultuur

U vermeldde al die sociale functie van de bibliotheek, maar welke rol moet ze nog spelen in de toekomst?
Biebauw: “De bibliotheek heeft al eeuwenlang een heel belangrijke positie ingenomen als ‘verspreider van kennis en cultuur’. Het is al zo lang een open plaats waar mensen kennis kunnen opdoen en zichzelf zo kunnen ontwikkelen. En beide zaken volstaan voor mij eigenlijk wel. Als we dat op een goede manier kunnen invullen, en telkens opnieuw aan de noden van de tijd kunnen aanpassen, dan hoeven we geen gigantisch grote woorden uit te vinden om een bibliotheek te definiëren. Ik ben nogal beducht voor dat soort van grootse concepten die uiteindelijk redelijk hol blijken te zijn. In Amsterdam heb je de ‘verblijfsbibliotheek’ en in Leuven zetten ze nu sterk in op wat men een ‘belevenisbibliotheek’ noemt, waarbij ik zoiets heb van: ‘allemaal goed en wel, maar wat stellen die termen in de praktijk nu echt voor?’”

Maar hoe moet de nieuwe bibliotheek die taak als ‘verspreider van cultuur’ dan op een eigentijdse manier invullen?
Biebauw: “Waar het voor mij vooral om zal draaien, is mensen inzichten doen krijgen door zelf verschillende zaken uit onze collectie met mekaar in verband te brengen. En die vervolgens ook te linken aan informatie en deskundigen buiten de bibliotheek. Dat moeten we veel sterker gaan uitspelen. Vroeger was het simpel: je had een schaarste aan informatie en als bibliotheek stelde je zo veel mogelijk informatie ter beschikking. Maar tegenwoordig is er, onder andere door de komst van het internet, een overvloed aan informatie. Het is zo belangrijk dat we ons als organisatie daaraan aanpassen. Want wat is kennis? Kennis staat niet gelijk aan allerlei verschillende weetjes, maar aan de verbindingen tussen die weetjes, zodat er een betekenisvol geheel ontstaat. Als we vervolgens weten dat mensen vaak dezelfde vragen hebben, kunnen wij daarop anticiperen door de meest relevante dingen uit onze collectie te selecteren en makkelijker beschikbaar te stellen.”

Kan u dat illustreren met een voorbeeld?
Biebauw: “Neem bijvoorbeeld de actualiteit. De media zijn er steeds meer op gericht om enkel te rapporteren over gebeurtenissen en steeds minder duiding te geven. Misschien moeten wij daar als bibliotheek dan voor een stuk op springen. Waarom doen we nu zo weinig met een gegeven als de Syrische burgeroorlog? Wie begrijpt nog wat er daar gebeurt? Daar kunnen we onze collectie op oriënteren, we hebben alle bronnen om dat te doen. Dan denk ik aan kranten en tijdschriften maar ook aan romans en films die een groot stuk van de achtergrond van dat conflict kunnen schetsen. Op dit moment brengen we die dingen niet in een coherent geheel naar voren, maar in de toekomst moeten we dat dus wel beginnen doen.”

Als afsluiter: ‘De Krook krijgt hoe dan ook een jongerenbibliotheek’, las ik onlangs in Het Nieuwsblad. Hoe zit het daar ondertussen mee?
Biebauw: “Met de jongerenbibliotheek willen we eigenlijk een transitzone creëren. We merken dat jongeren tot hun twaalf jaar vrij goed terecht kunnen in de huidige jeugdbibliotheek. Maar eens ze ouder worden, zien we dat dat niet meer werkt en voelen we tegelijkertijd dat de volwassenenafdeling te afstandelijk en te weinig gericht is op de noden en vragen waarmee jongeren dan zitten. We moeten dus een soort tussenzone inrichten en jongeren een eigen ruimte geven, waar ze zich welkom voelen. Belangrijk is dat dat een extra mogelijkheid wordt en geen verplichting. Iedereen staat dus vrij om te zeggen: ‘ik blijf wat langer in de jeugdbibliotheek hangen, of ik ga al wat vroeger naar de volwassenenbibliotheek’. We willen dus geen specifieke leeftijdsgrenzen plakken op die nieuwe jongerenbibliotheek.”

James Huys

Wie is James Huys?

Interview met Krist Biebauw, directeur van de bibliotheek: “De opening van de nieuwe bibliotheek is geen eindpunt, maar een nieuw begin”

Interview met Annelies Storms, schepen van Cultuur: “De Krook wordt een landmark van de stad”

De bodemplaat van de Krook is afgewerkt, de funderingswerken zijn achter de rug en de bouw van de nieuwe Gentse bibliotheek ligt, met andere woorden, perfect op schema. In het najaar van 2015 moeten de werken aan het gebouw afgerond zijn. Ik had zowel een gesprek met Krist Biebauw, huidig directeur van de bibliotheek, als met Annelies Storms, Gents schepen van Cultuur. Deel I: Annelies Storms, over de impact van de nieuwe bibliotheek op de stad Gent en over hoe dat nieuwe gebouw toegankelijk moet blijven voor de Gentse inwoners.

Annelies Storms is sinds januari 2013 de Gentse schepen van Cultuur, Toerisme en Evenementen. Aan het begin van ons gesprek vertelt ze me dat het afgelopen jaar als een rit in een rollercoaster aanvoelde. “Het is een intensief maar enorm boeiend jaar geweest. Ik ben heel blij met mijn bevoegdheden dus wat dat betreft ben ik met mijn gat in de boter gevallen. Het is trouwens ongelofelijk hoeveel bruisende mensen er in de Gentse culturele wereld rondlopen en hoeveel initiatieven er van onderuit worden opgestart. Er bloeit en leeft zoveel in Gent: er zit hier echt iets in het water!” Wanneer ik de schepen vervolgens vraag of ze niet bang is dat de nieuwe bibliotheek nog meer drukte met zich zal meebrengen, moet ze even lachen. “Ik ga vooral heel fier zijn als de nieuwe stadsbibliotheek er staat en ik ga blij zijn als we in dat gebouw onze nieuwe werking kunnen ontplooien. Ik kan er eigenlijk alleen maar positief naar kijken.”

Nieuwe landmark

Eind 2015 zouden de werken aan die nieuwe bibliotheek afgerond moeten zijn. Volgens Het Nieuwsblad heeft u daarmee een ‘paradepaardje beet’. Ik veronderstel dat u dat zelf ook zo ziet?
Annelies Storms: “Absoluut. Niet alleen omdat er zoveel partners bij betrokken zijn of omdat er veel geld in geïnvesteerd wordt, maar vooral omdat we met de nieuwe bibliotheek mee bouwen aan een nieuw stadsdeel. Vroeger stonden er daar een paar garages, wat oude huizen en een sportcentrum maar nu, nu komt er een mooie bib met een mooi, open plein rond. Het wordt prachtig, daar ben ik van overtuigd. De Krook wordt een plek waar mensen graag zullen rondlopen. Men noemt het dan ook terecht een van de grotere projecten van deze legislatuur.”

Maar gaat die nieuwe bibliotheek de cultuurstad Gent echt wezenlijk veranderen, denkt u?
Storms: “Zeker. Het gebouw zal op zich al een nieuwe landmark van de stad worden. Maar doordat we de werking van de bibliotheek op een totaal andere manier dan nu gaan invullen, creëren we ook een nieuw elan, waardoor bezoekers van de bib hun bibliotheekbezoek anders gaan ervaren. Ook dat zal een zware stempel zetten op de cultuurbeleving in Gent.”

Wat houdt die nieuwe invulling van de bibliotheek dan juist in?
Storms: “Sommige mensen denken nog altijd dat de bibliotheek een stoffig kot is waar je boeken op een rek kunt zien. Vroeger was het dan ook de enige plaats waar je kennis kon vergaren maar tegenwoordig zoeken jongeren alles op via Google. De bib moet ook daar zijn plaats in vinden door boeken op een andere, meer themagerichte manier naar voren te brengen. En door meer activiteiten, evenementen en lezingen te organiseren. De mensen op een andere manier de bib laten beleven: dat moet de uitdaging van een nieuwe bibliotheek zijn.”

Pubers bereiken

De bibliotheek is momenteel ook het meest toegankelijke en meest laagdrempelige cultuurhuis van de stad. In uw nieuwjaarstoespraak heeft u gezegd dat dat ook zo moet blijven. Hoe wil u daar voor zorgen? Want ik neem aan dat u het niet vanzelfsprekend vindt dat een nieuw gebouw onmiddellijk een massa nieuwe bezoekers lokt én blijft lokken.
Storms: “Wat ik heel belangrijk vind, is dat er geen financiële drempels in de weg van een bezoek aan de bibliotheek staan. Daar heb ik hard op ingezet. En ondanks de besparingen heeft het college mij toch gevolgd in de keuze om het lidmaatschap van de bibliotheken gratis te houden. Hoewel het bij zo een lidkaart nooit om grote bedragen gaat, is het voor mensen in armoede niet evident om zelfs maar tien euro te betalen. Ook de sfeer die de nieuwe bibliotheek zal uitademen, zal ervoor zorgen dat mensen er zich thuis gaan voelen en daardoor ook blijven terugkomen. De nieuwe jongerenbibliotheek is daar een mooi voorbeeld van. We hebben de afgelopen maanden een enquête afgenomen om te weten wat jongeren belangrijk vinden aan zo een eigen hoekje. Een van de antwoorden die we kregen, was: ‘zorg voor een tof interieur’. Daar gaan we zoveel mogelijk rekening mee houden.”

Moeten er dan ook grote aanpassingen komen aan de huidige kinderbibliotheek, zodat de Krook ook voor kinderen toegankelijk blijft?
Storms: “De nieuwe infrastructuur zal op zich al aantrekkelijk zijn voor kinderen maar we merken ook dat zij nog enorm aan hun trekken komen in de wijkfilialen. Het is dan ook een doelgroep die we veel makkelijker bereiken dan ‘de pubers’, zeg maar.”

Bedoelt u dan dat de bibliotheek automatisch minder moet inzetten op kinderen?
Storms: “Nee, zeker niet, integendeel. Hoe jonger je mensen in contact brengt met lezen en cultuur in het algemeen, hoe vroeger ze de smaak te pakken krijgen. Zo loopt er momenteel een project van de bib in een aantal stedelijke crèches, waarbij kinderverzorgers een opleiding kunnen volgen om die kindjes al heel vroeg in contact te brengen met boekjes. De ene doelgroep mag dus niet ten koste gaan van de andere. De jongerenbibliotheek moet erbij komen maar ze mag niet knabbelen aan de kinderbibliotheek, om het zo te zeggen.”

Gratis koffie

Hoe zit het eigenlijk met kwetsbare groepen? Hoe moet de bibliotheek toegankelijk blijven voor hen?
Storms: “Zoals ik eerder al zei, zorgen we er ten eerste voor dat er geen financiële drempel ontstaat. Daarnaast hebben we ook contact gezocht met het Vlaams Netwerk tegen Armoede. Eens de nieuwe bibliotheek er staat, willen we samen met hen kijken waar er nog problemen zijn met het bereiken van bijvoorbeeld mensen in armoede en hoe we die concreet gaan aanpakken. Ook de vrijetijdspas kan helpen om de bibliotheek toegankelijk te houden voor kwetsbare groepen. Die pas kan je een beetje zien als een klantenkaart voor allerlei culturele activiteiten in Gent. Ten eerste dient het om de deelname aan zulke activiteiten te stimuleren. Mensen sparen punten door bijvoorbeeld naar het theater te gaan en als ze genoeg punten verzameld hebben, is het de bedoeling om hen daarvoor een soort beloning te geven. Maar de vrijetijdspas is ook een instrument om mensen in armoede te laten deelnemen aan activiteiten zonder dat het label ‘ik ben arm’ op hun hoofd wordt geplakt. Iedereen heeft dezelfde pas dus enkel de mensen die achter de kassa zitten en de kaart scannen, weten aan wie ze extra kortingen mogen geven. Zoiets werkt heel drempelverlagend voor mensen in armoede.”

Die pas zou er dit najaar moeten komen. Hoe zit het daar ondertussen mee?
Storms: “We zijn op dit moment alles nog volop aan het uitwerken met Cultuurnet Vlaanderen zodat we de vrijetijdspas half september kunnen lanceren. Het is de bedoeling om het aanbod van plaatsen waar je met de kaart terecht kan, geleidelijk aan uit te bouwen. In september bieden we alvast een stedelijk aanbod aan, waar de bibliotheek en de musea onder vallen. Maar we willen ook proberen om vanaf het eerste moment een aantal grote spelers mee te krijgen.”

De vrijetijdspas in combinatie met een bibliotheekbezoek: hoe moeten we dat concreet zien?
Storms: “Als mensen boeken uitlenen, kunnen ze punten sparen, zo eenvoudig zal het zijn. Ik denk dat we vooral nog eens moeten samenzitten met de bibliotheek om te kijken welke beloningen zij kan bieden. Bijna alle diensten in de bib zijn gratis maar wie genoeg punten heeft verzameld, mag bijvoorbeeld een koffie drinken in het leescafé. Dat moeten we nog eens goed bekijken.”

James Huys

Wie is James Huys?

 

Interview met Annelies Storms, schepen van Cultuur: “De Krook wordt een landmark van de stad”

James overleeft de bib: gruwelijke gevaren tijdens de Jeugdboekenweek

Loeiende sirenes, brandhaarden in de bib en snottebelshakes. Komkommerkrokodillen, bliksemschichten uit batterijen en wankele, vallende torens die ik ternauwernood zou ontwijken. Dat mijn tien weken stage er bijna op zitten, is voor mij slechts een voetnoot na wat ik afgelopen weekend heb doorstaan in de bibliotheek. Laat mij u gidsen door de gevarenjungle die ik zaterdag amper overleefd heb.

James Huys

Zaterdag 29 maart, halfacht ’s ochtends. Mijn wekker loopt af op de tonen van Ben Howard’s ‘The Wolves’ en terwijl ik met de glimlach opsta, verheug ik me op het feest van de Jeugdboekenweek dat vandaag in de bibliotheek plaatsvindt. Met een thema als ‘Gevaar’ wrijf ik me in de handen met de vele spannende workshops die ik vandaag mag volgen. Wist ik veel in welke nachtmerrie ik uiteindelijk zou belanden.

Vingerstompjes
Mijn hart klopt, beeft en trilt nog na terwijl ik in allerijl naar de trappenhal vlucht. Ik ben net op een haar na doorboord geweest door vlijmscherpe splinters uit wankele bamboehouten piramideconstructies die als stekels op een egel vervaarlijk mijn richting uit vlogen. De twee voeten aan mijn bibberende lijf, die ik nauwelijks nog voel, leiden me haast vanzelf naar het keukentje op de zesde verdieping, waar ik omarmd hoop te worden door rust en stilte. Het is een droombeeld dat ik al snel de kop mag indrukken na het openzwaaien van de keukendeur. Terwijl het zonlicht me aanvankelijk even verblindt, merk ik vervolgens dat een groep duivelse kinderkoks me wantrouwig in de ogen kijkt. Ik laat mijn blik over de borden en snijplanken op tafel glijden terwijl zure, rotte geuren mijn neusholte teisteren. Het kokhalzen staat me nabij als ik zie welke gore gerechten en weerzinwekkende mengsels hier bekookstoofd worden. Zo kijk ik met weerzin toe hoe geplette en gestampte druiven vermengd worden met klonters snot, gebotteld bloed en verkapte, versneden vingerstompjes. Geschokt loop ik de keuken weer uit, wanhopig op zoek naar een safe haven in de bib.

Helse twinkelingen
Ik besluit een willekeurige vergaderzaal te betreden en kom in het midden van een workshop over elektriciteit terecht. Een golf van opluchting gaat door me heen maar gaandeweg bekruipt mij ook hier een naar gevoel. Hoewel een groepje van vijftien onschuldige kinderen hier aanvankelijk met een serie batterijen lampjes doet branden, krijg ik toch rillingen langs mijn ruggengraat wanneer ik zie hoe sommigen schokken door hun vingertoppen laten lopen. Terwijl de voltages stijgen, merk ik op dat er langzaamaan helse en roekeloze twinkelingen in de ogen van de kinderen verschijnen. “We gaan iets in de fik steken”, roepen ze. En ik, ik besef dat ik hier weg moet. Maar net als de groep een bol staal uit een zekeringkast oranje laat glinsteren door de opwellende vlammetjes en de boel hier in lichterlaaie dreigt te staan, hoor ik loeiende brandweersirenes naderen. Ik haal opgelucht adem wanneer ik zie dat enkele pompiers de uitslaande brandhaard komen blussen. Samen met het water, spoelt ook alle dreiging weg. En wanneer even later de bibliotheek afgesloten wordt door een VIP-klas kinderen, ben ik pas echt content. Het gevaar is geweken. De nachtmerrie is achter de rug. Of niet?

Zweet en bommen
Want wanneer ik even later mijn spullen samenraap en naar huis wil vertrekken, hoor ik een alarmbel luiden door de gangen van de bib. Vanuit het amfitheater in de jeugdbibliotheek hoor ik een boze en zware stem verkondigen dat er een bom verstopt is in de bibliotheek, die elk moment kan ontploffen. Het zweet breekt mij weer uit en ik voel hoe mijn hartslag de hoogte in schiet. Samen met een groep dappere kinderen pluis ik een pikdonkere bibliotheek uit, op zoek naar een explosief dat ons misschien wel allemaal het leven kan kosten. Na twee uur doodsangsten uitstaan, duiken we de kelder in, waar, verborgen achter een laag spinnenwebben, een koffertje te vinden is. Binnenin: vier draden, één bom. Met stalen zenuwen en een tang in de hand, knippen we het rode draadje door. Wat volgt is geen knal, maar een oorverdovende stilte. De bom is ontmanteld. En de jeugdbibliotheek, die aanvankelijk gesloten werd door de inspecteur van het Ministerie van ondefinieerbaar punctueel nutteloze zaken, die mag terug open. Maar wie deze dag ooit als een feest heeft bestempeld, is voor mijn part op zijn kop gevallen. En toch sta ik hier volgend jaar weer. Met plezier.

Wie meer wil lezen over gevaar, kan de Boekentips van Stichting Lezen eens bekijken.

James Huys

Wie is James Huys?

James overleeft de bib: gruwelijke gevaren tijdens de Jeugdboekenweek

James blogt de bib: de Kinder- en Jeugdjury

kjv-logo-kl-woordDe Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen (KJV) is een boekenjury van kinderen en jongeren tussen vier en zestien jaar. Per leeftijdsgroep krijgen de juryleden een lijst van tien genomineerde boeken. Doorheen het leesjaar komen ze samen in leesgroepen om te praten over de boeken en om te beslissen welk boek het beste is. Ik mocht, u raadt het waarschijnlijk al, zo een bijeenkomst volgen. Een verslag!

James Huys

Vooraleer ik mij als volwaardig jurylid bij de rest van de groep kan scharen, heb ik afgesproken met Lotte Oers. Zij begeleidt dit jaar een leesgroep van negen acht- tot tienjarigen, uit het derde en vierde leerjaar. Een van de groepjes 3 van de Gentse KJV-afdeling, met andere woorden. Voor Lotte is het pas haar tweede jaar als KJV-begeleidster. Ze vertelt me hoe ze eigenlijk vanuit haar interesse voor kinderboeken heel toevallig in het project van de Kinder- en Jeugdjury is gerold. “Als kind las ik al stapels boeken en zelfs nu vind ik kinderboeken nog altijd fantastisch. Toen een vriendin vorig jaar via Facebook nog extra begeleiders zocht voor de KJV, moest ik niet lang nadenken. Zo ben ik heel last minute in het KJV-project gesprongen.”

Zeevos en Munkel Trog
Ik zie ondertussen dat de negen juryleden zijn aangekomen. Rond halftwaalf stormen ze naar het keukentje van de bibliotheek op de zesde verdieping. Omdat het vandaag de laatste bijeenkomst is, gaan de kinderen niet alleen boeken bespreken maar ze ook beoordelen. Het is de bedoeling dat ze straks de tien boeken op volgorde rangschikken, van hun favoriete tot hun minst favoriete boek. Maar vooraleer het zover is, wil Lotte vandaag nog praten over de twee laatste boeken op de lijst: ‘Camping Zeevos‘ van Hilde Vandermeeren en ‘Munkel Trog‘ van Janet Foxley. Ze neemt de twee werken uit haar mandje en trapt de sessie op gang met de simpele vraag of het verhaal uit ‘Camping Zeevos’ waargebeurd zou kunnen zijn.
De mondige groep van negen, vijf meisjes en vier jongens, komt direct tot leven. Terwijl de jongens hun antwoorden eruit flappen (en vaak zelfs brullen), steken de meisjes beleefd hun vingers op en manen ze het andere geslacht met een ‘shhht’ tot stilte aan voor ze ook hun mening over het boek geven. Doorheen de bijeenkomst valt het mij trouwens op met hoeveel plezier ze allemaal over de boeken praten. Iets wat Lotte ook bevestigt. “Vorig jaar probeerde ik van deze sessies echt nog activiteiten te maken, door bijvoorbeeld met tekeningen te werken. Maar ik heb gemerkt dat de kinderen daar echt niet op zaten te wachten. Ze kwamen niet naar hier om te tekenen, ze wilden vooral babbelen.”

De begeleidster ontvouwt vervolgens een zelf getekende plattegrond van de camping uit het verhaal op tafel. Wanneer ze aan de juryleden vraagt om de caravans aan te duiden waarin hun favoriete personages wonen, barst het rumoer weer los. “Ik heb tot nu toe al twee keer een groep gehad met heel mondige kinderen die eigenlijk weinig input nodig hebben om van alles te zeggen. Toch probeer ik hen altijd een beetje uit te dagen om verder te denken dan ze aanvankelijk doen. Op dat vlak is het soms wel een uitdaging om verder te geraken dan uitspraken als ‘ik vond dat super stom’ of ‘wauw, dat was super leuk’. Daarom zoek ik, bijvoorbeeld met die plattegrond, meestal naar een andere invalshoek dan een simpele ‘wat vonden jullie er van?’.”

Geen Stilton of Potter
Om de bespreking van een boek af te ronden, mogen de kinderen punten geven voor zowel het verhaal als de tekeningen. Daarvoor heeft Lotte gekleurde kaartjes mee met cijfers op. Zo zie ik dat ‘Camping Zeevos’ goed in de smaak valt bij de juryleden. En ook voor ‘Munkel Trog’ laat de groep de kaartjes met een acht of negen op de lucht in schieten. Even later is het tijd voor de eindstemming. “Wij gaan de mensen die deze boeken geschreven hebben, een prijs geven”, geeft Lotte nog eens mee aan de groep van negen. “Maar we vinden ze bijna allemaal even mooi”, klinkt het vervolgens bij de jury, die in stilte aan de slag gaat met het samenstellen van een top tien.

Wanneer Lotte aan het einde van de sessie aan de kinderen vraagt om hun top drie te verklappen, komen er veel verschillende titels naar voren. Wie de uiteindelijke winnaar zal worden, weten we dus pas op 4 mei. Dan wordt het winnende boek bekendgemaakt tijdens het grote KJV-feest in De Warande in Turnhout. Maar de begeleiders mogen daarnaast, als ze dat willen, ook hun eigen feest organiseren. Zo organiseert de Gentse bibliotheek net als vorig jaar een slotfeest voor haar KJV-lezers. Lotte vertelt. “Ook dit jaar doen we weer iets met de Gentse afdeling. Zoiets is heel plezant omdat we een heel jaar met die kinderen gewerkt hebben en samen met hen een mini-versie van het grote feest houden. Het is de bedoeling dat er, net als vorig jaar, workshops zijn en dat we het winnende boek van de Gentse juryleden bekendmaken.”

Lotte vertelt me nadien nog hoe belangrijk ze het vindt dat de tien boeken van de Kinder- en Jeugdjury op voorhand gekozen worden door een groepje ‘nominatielezers’. “Op die manier kunnen we de kinderen boeken aanreiken die ze anders niet zouden lezen”, legt ze uit. “In Nederland bestaat er ook een soort kinderjury maar daar mogen de juryleden zelf kiezen wat en hoeveel ze lezen. Ze krijgen wel een lijst met tips mee, maar uiteindelijk komen er altijd voorspelbare winnaars uit de bus, zoals de boeken van Geronimo Stilton of Harry Potter. Ik vind dat de kinderen met die manier van werken te weinig uitgedaagd worden om minder evidente boeken te lezen, wat bij de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury wel het geval is”, besluit ze.

Lees je ook graag mee met de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen in het leesjaar 2014-2015? Dat kan! Geef je naam en leeftijd door aan de Gentse Openbare Bibliotheek via bibliotheek@gent.be of 09 266 70 00.

James Huys

Wie is James Huys?

James blogt de bib: de Kinder- en Jeugdjury

James blogt de bib: de Kleine Cervantes

De Kleine Cervantes is de jeugdliteratuurprijs van de Stad Gent, waarvan de winnaar gekozen wordt door een jury van twaalf- tot veertienjarige jongeren. Elke Gentse secundaire school kan zich inschrijven voor het project en mag een jurygroep van tien leden samenstellen. Onder begeleiding van een leerkracht lezen zij vervolgens de genomineerde boeken en gaan ze op school de discussie aan om uit te maken welk boek ze het beste vinden.

James Huys

De Kleine Cervantes wordt al sinds 1999 georganiseerd door WOCK (Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst), in samenwerking met de Bibliotheek Gent en de Kopergietery. Het project steunt in feite op drie grote pijlers. Het leesplezier en de liefde voor literatuur aanwakkeren staan op de eerste plaats maar het is ook belangrijk dat de jongeren met elkaar praten en debatteren over de gelezen boeken en er ten slotte een leesverslag over schrijven. In februari en maart konden de juryleden ook deelnemen aan workshops in de Kopergietery, waarbij ze zelf korte trailers opnamen over de boeken op de shortlist. “We wilden de jongeren tonen dat literatuur meer is dan in een hoekje zitten en een boekje lezen. Omdat de Kopergietery mede-organisator is van de Kleine Cervantes, leek het ons zo vanzelfsprekend om daarrond workshops te geven”, legt Annie Lens van WOCK uit.

Ik ging vervolgens zowel een workshop als een leesbijeenkomst op een van de scholen volgen. Een verslag!

Regen en ‘Rotmoevie’
Op een regenachtige donderdagmiddag, terwijl de wind de regendruppels in mijn gezicht doet slaan, wandel ik naar de Kopergietery. Wanneer ik aankom en de deur naar het keukentje opentrek, merk ik dat ik niet de enige ben die vloekt op het weer. Ik heb hier namelijk afgesproken met Kopergietery-docente Hanne Vandersteene en filmmaker Kenneth Michiels, die voor het tweede jaar op rij de workshops voor de Kleine Cervantes verzorgen en op dit moment snakken naar een beetje zonlicht. Kenneth vertelt. “We wilden vandaag aan de slag gaan met het boek ‘Rotmoevie’ van Marian Desmet maar zoals je op de cover kunt zien, ademt heel dat verhaal een zonovergoten sfeertje uit. Het is volgens mij een heel tof boek om een trailer voor te maken maar nu het zo regent, gaan we onze vooropgestelde plannen toch moeten weggooien. Op zich is dat niet zo een probleem want het is de bedoeling dat de jongeren straks zelf met ideeën komen. Wat dat betreft zijn wij er zeker niet om hen in het gareel te houden. Integendeel, we gaan ze juist loslaten en veel vrijheid geven om de inhoud van die trailer volledig zelf in te vullen. Wij zijn er om hen te helpen, hier en daar bij te sturen en de uiteindelijke kwaliteit te waarborgen.”

Terwijl de regen genadeloos verder tikt tegen de ruiten, komen de leerlingen van het Atheneum Wispelberg het keukentje binnengelopen. Dit groepje twaalf- tot veertienjarigen zal vandaag worden omgevormd tot een volwaardige filmcrew. Annie Lens legt uit waarom er met de Kleine Cervantes net op die leeftijdscategorie wordt gemikt. “Zestien, zeventien jaar geleden, toen we van start zijn gegaan met de Kleine Cervantes, bestonden er maar heel weinig initiatieven rond literatuur voor die leeftijdsgroep. Het zijn ook jongeren die net het middelbaar inrollen en boeken lezen vaak als iets stom gaan beschouwen. De Kleine Cervantes kan helpen om die groep te laten verder lezen. Ik herinner mij nog een jongen die een aantal jaren geleden meedeed. Die zei mij: ‘ja madam, ik heb van mijn leven nog nooit een boek gelezen, en nu heb ik er opeens zo veel gelezen en ik ga nog lezen, hoor!’ Zoiets is ongelofelijk wijs om te horen.”

Geen BBC-studio
Terug naar de workshop! Wanneer iedereen zich in een cirkel op de grond in de spiegelzaal heeft neergezet, gaan Hanne en Kenneth van start. Voor ze gaan filmen, moeten de juryleden eerst een aantal scènes uit het boek kiezen die ze graag in beelden willen omzetten. Daarbij zoeken ze vooral naar scènes met niet te veel spectaculaire acties of dialogen in. “Normaal gezien heb je bijna een dag nodig om één minuut film te maken met een ervaren filmcrew”, leggen Hanne en Kenneth uit. “We maken de jongeren dus al van bij het begin duidelijk dat we hier geen BBC-studio ter beschikking hebben. Maar dat snappen ze wel direct, hoor. Ze weten vrij snel dat ze het simpel moeten houden en geen scènes moeten kiezen met een helikopter en een parachutist in.”
Nadat er zo een vijftal haalbare scènes naar voren zijn gekomen, stellen de twee docenten hun filmploeg samen. Ze duiden een regisseur aan, een camera-assistent, een geluidsman, en ga zo maar door. Wanneer Hanne plots vraagt wie er graag wil acteren, zie ik hoe de meisjeshanden onmiddellijk de lucht in vliegen en hoe de jongens zich eerder afzijdig aan de kant houden. Uiteindelijk zijn het Luna en Noah (foto) die, na een rondje typecasting, de rollen van Tabby en Eppo op zich mogen nemen. Terwijl de groep aan de slag gaat met het schrijven van de scenario’s en de screenplays, kan ik Luna even strikken voor een interview. Ik vraag haar of ze ‘Rotmoevie’ een goed boek vond. Ze vertelt. “Het is perfect. Toen ik het las, dacht ik al: ‘hier kun je een mooie film van maken’. Voor mij was het ook vanzelfsprekend om mijn hand op te steken toen Hanne vroeg wie er wou acteren, want ik doe dat echt heel graag!” Tijd dus om de eerste scènes in te blikken!

“Bol het af!”
Wanneer we met zijn allen naar buiten stappen, zien we dat het gestopt is met regenen. Hoewel de zon zich nog altijd halsstarrig achter de wolken verschuilt en de ijskoude wind onze handen striemt, is het toch een opsteker voor filmcrew Wispelberg. In de eerste scène moet Noah namelijk een liftende Eppo spelen. Terwijl hij met een kartonnen bordje (‘Paris’) aan de kant van de weg staat en regisseuse Selmanur nog wat aanwijzingen geeft, laat Kenneth zijn camera rollen. Wanneer Noah vervolgens met een zodanige schwung in de wagen van Luna stapt en stoer ‘merci, ‘k moet naar Parijs’ zegt, lijkt het alsof de twee al jaren op een filmset rondlopen. “Je moet gewoon jezelf zijn, echt lastig is dat niet. Ik heb al moeilijkere dingen gedaan”, klinkt het dan ook achteraf bij een zelfverzekerde Noah.
Toch staan niet alle juryleden te springen om voor een camera te staan, vertellen Hanne en Kenneth. “De meeste van die jongeren hebben nog nooit geacteerd dus aanvankelijk moeten ze zeker een drempel overwinnen. Maar vaak zie je er ook openbloeien en daar zit voor ons het grote plezier in het geven van die workshops. Ook de feedback die je achteraf krijgt, als de filmpjes getoond worden op het slotdebat, doet veel deugd. Want je hebt een trailer gemaakt met weinig tot geen middelen en toch vinden zowel de jongeren als de leerkrachten als de auteurs van de boeken het eindresultaat echt zalig.”

Terwijl Luna en Noah zich vervolgens voorbereiden om een ruziescène op te nemen, komt Hanne de twee filmsterren nog even toespreken. “Jullie mogen alles zeggen wat God verboden heeft”, vertelt ze hen. Het zijn woorden die hun doel duidelijk niet missen. “Bol het af, fuck you, ik ben het kotsbeu”, roepen ze naar elkaar. Hier en daar beginnen mensen op straat om te kijken maar daar trekken de twee zich weinig van aan. Wanneer we even later naar de theaterzaal verhuizen om de laatste scène te filmen, vertelt Luna me dat ze morgen misschien wel met een beetje keelpijn zal opstaan maar ook dat ze het nog altijd plezant vindt. “Het zou echt cool zijn dat mensen door onze trailer massaal naar de winkel lopen om boeken te kopen.”
Ook Hannelore, Indri en Hannelore hebben genoten van de workshop vandaag. “We vonden het alleen jammer dat wij niet gekozen werden om actrice te zijn. Maar een film maken is sowieso leuk, zeker met toffe mensen als Hanne en Kenneth. En op die manier missen we ook een beetje school”, lachen ze. Wanneer de opnames even later op hun einde lopen en de juryleden naar huis vertrekken, vraag ik aan Hanne of ze tevreden is. Terwijl ze me voorbij wandelt, glimlacht ze. “Ja hoor!”

Tot rust komen
Twee weken later zie ik de filmploeg van het Atheneum Wispelberg terug in het klaslokaal van Sonia De Vlieger, die er als leerkracht Nederlands de leesgroep uit het eerste middelbaar begeleidt. Net als Annie Lens van WOCK benadrukt De Vlieger dat het leesplezier voorop staat bij de Kleine Cervantes. “Daarom is het zo belangrijk dat de juryleden zich vrijwillig inschrijven voor dit project. Het moet iets vrijblijvend zijn en het mag nooit een verplichting worden”, legt ze uit. Wanneer ze even later de genomineerde boeken op tafel uitspreidt, gaat de groep van start met hun slotdebat. Het is de bedoeling dat de juryleden vandaag drie boeken bespreken. Volgende week, wanneer de overige vier aan bod komen, mogen ze dan hun top drie samenstellen.

Terwijl De Vlieger eerst polst naar wat de groep van de covers vond, blader ik al eens snel door de fiches die de leerlingen moesten invullen over de boeken. Ik pik hier en daar een woordje uit de commentaren mee (‘meeslepend’, ‘emotioneel’, ‘goed geschreven’) en krijg toch de indruk dat de meeste juryleden vrij positief zijn over de gelezen boeken. Het is aan de hand van die fiches dat de jongeren vandaag hun meningen over ‘Rotmoevie’, ‘Kelderkind’ en ‘Malou van de mussen’ naar voren laten komen. Ze spreken onder andere over het gebruik van flashbacks, over de uitdieping van personages en over de mooie beschrijvingen die ze in sommige verhalen hebben gelezen. Het valt mij daarbij trouwens op hoe de meningen verschillen tussen jongens en meisjes. Iets wat mevrouw De Vlieger ook bevestigt. “Soms kan de keuze van een top drie inderdaad beïnvloed worden door het aantal jongens of het aantal meisjes in de groep. Maar ik denk dat het dit jaar vooral tussen ‘Malou van de mussen’, ‘Kelderkind’ of ‘Zwarte zwaan’ zal gaan.”

Dat die drie boeken inderdaad in de smaak vallen, hoor ik achteraf ook, wanneer ik de kans krijg om met enkele juryleden te praten. Omdat de ruit ondertussen openstaat, hoor ik de rest van de schoolkinderen ravotten en roepen op de speelplaats, die in het zonlicht baadt. Ik vraag me plots af of veel leeftijdsgenoten van de juryleden ‘boeken lezen’ niet vreselijk stom vinden, maar dat blijkt heel goed mee te vallen als ik de groep mijn vraag voorleg. “Wij hebben niet echt vrienden die dat stom vinden”, zeggen ze volmondig. Terwijl ik verder luister naar hoe ze vertellen over hun favoriete boeken en schrijvers, merk ik dat dit een groep jongeren is die echt graag leest. Zo vertelt Hannelore me bijvoorbeeld dat ze het lezen nodig heeft in haar leven. “Omdat we met drie kinderen thuis zijn en er overdag dus meestal lawaai is, lees ik mijn boeken altijd ’s avonds voor het slapengaan. Ik vind het leuk om mij te laten meeslepen door een verhaal en zo tot rust te komen. Ik heb dat ook nodig om de stress van de voorbije dag achter mij te laten.”

Op donderdag 24 april wordt het winnende boek aangeduid tijdens een groot slotdebat in de Kopergietery!

Wie samen met andere juryleden wil praten over de genomineerde boeken of leestips uitwisselen, kan altijd terecht op de Facebookpagina van de Kleine Cervantes!

James Huys

Wie is James Huys?

James blogt de bib: de Kleine Cervantes

James blogt de bib: de Muur Tegen Pesten op reis

Naar aanleiding van de week tegen pesten organiseerden de Vrienden van Lisa op dinsdag 4 maart een evenement in de jeugdbibliotheek van Gent Zuid. Ze brachten een deel van hun Muur Tegen Pesten naar de bib en hielden er een voorlees- en doemoment voor zowel lagere als middelbare scholieren. Ik ging een kijkje nemen en had een gesprek met Ruth Mareen en Björge Vanden Broecke, twee Vrienden van Lisa, over het doel en de toekomst van hun initiatief.

James Huys

Wanneer ik rond twee uur ’s middags de jeugdbibliotheek binnen stap, bots ik bijna op een grote, houten wand, die vol hangt met kleurrijke tekeningen en talloze teksten. Ik moet even glimlachen wanneer ik de Eiland-quote ‘Ik ben blij dat jij in mijn team zit’ lees en besef dan dat dit de Muur Tegen Pesten is. Nadat een goeie vriendin van hen uit het leven stapte omwille van pesterijen, bouwden de Vrienden van Lisa deze muur op 6 maart 2013 onder de Gentse stadshal, samen met honderden andere scholieren. Iedereen die wou, mocht toen een persoonlijke boodschap achterlaten, in de vorm van een papieren baksteen. Maar nu, bijna exact een jaar later, vind ik de Muur terug in de jeugdbibliotheek aan het Zuid. Ruth Mareen legt uit. “Omdat het initiatief vorig jaar zoveel succes kende, wilden we een vervolg breien aan de actie. We hebben toen zoveel mooie boodschappen ontvangen dat het jammer zou zijn geweest om daar niets mee te doen. Zo kwamen we op het idee om met de Muur ‘op reis’ te gaan langs alle bibliotheekfilialen in Gent. Dat doen we nog tot het einde van dit schooljaar.”

Horen, zien en spreken
Terwijl we nog even verder praten, vertelt Ruth me waar ze met hun actie de nadruk op leggen. “We willen met de Muur eigenlijk de ‘zwijgende massa’ bestrijden”, legt ze uit. “Je hebt enerzijds de pesters en anderzijds de slachtoffers maar daartussen heb je veel mensen die getuige zijn van pesterijen en daar vaak niets tegen doen. We willen die groep mensen er attent op maken dat ze moeten opkomen voor slachtoffers van pestgedrag of dat ze op zijn minst toch duidelijk maken dat ze met zo een gedrag niet akkoord gaan. ‘Horen, zien en spreken’. Dat is de boodschap die wij willen uitdragen.”

Om die boodschap over te brengen, organiseren de Vrienden van Lisa vandaag zowel een voorlees- als een doemoment. Rond halfdrie verzamelt Ruth een zestal kinderen om haar heen in het amfitheater van de jeugdbibliotheek en begint ze voor te lezen uit ‘Het Pestactie Plan’ van Guy Didelez. Na een tijdje stopt ze even en praat ze samen met de kinderen over de personages uit het boek en over pestgedrag in het algemeen. Ook nu maakt Ruth aan het groepje van zes duidelijk dat ze moeten reageren als ze zien dat er iemand gepest wordt. ‘Horen, zien en spreken’, dus. Dat er vandaag maar zes kinderen aanwezig zijn, vindt Ruth ook niet zo erg. “Met een kleinere groep is er meer interactie. Als ik op die manier zes kinderen écht iets weet bij te brengen, is dat misschien wel beter dan dat er een groep van dertig kinderen komt met wie ik de tekst niet zo uitgebreid kan bespreken”, zegt ze. Om het voorleesmoment af te sluiten, gaan de zes kinderen aan de slag met een papieren baksteen om de Muur Tegen Pesten verder uit te bouwen. Ik zie hoe ze tekstjes als ‘stop met pesten’ schrijven of tekeningen maken waarop een pesttafereel met een groot, rood kruis doorgestreept wordt.

Iedereen is uniek
Een halfuur later vult het amfitheater zich opnieuw, nu met een groepje jongeren die een debat / workshop komen volgen. Moderator Jo Bogaert spreekt hen toe over het belang van jezelf durven zijn en toont op een gegeven moment een collage met een spreuk op. ‘Het leven is niet grijs en kaal, want elk mens is een gekleurd verhaal’, lees ik. Hij wil dat de groep ook zoiets maakt en deelt ondertussen verschillende A3’s en A4’s uit, samen met wat kranten waaruit de jongeren letters kunnen knippen. Terwijl ze aan de slag gaan met schaar, lijm en papier, zie ik hier en daar al verschillende boodschappen in krantenletters verschijnen. ‘Iedereen is uniek, wees er trots op’. ‘Leef elke dag zoals jezelf’. Het zijn maar enkele van de vele spreuken die Jo op het einde van de workshop op een tafel uitspreidt.

Wanneer ik even later het amfitheater verlaat en nog eens langs de Muur loop, zie ik een blad papier liggen waar ‘Charter tegen pesten’ op staat. Ik vraag Ruth om wat meer uitleg. “Wie het charter ondertekent, maakt eigenlijk een symbolische belofte. Ten eerste beloof je dat je zelf niet gaat pesten of cyberpesten, dat lijkt me redelijk evident. Maar zoals ik eerder al zei, beloof je ook dat je gaat reageren als je getuige bent van pesterijen. Daar komt die boodschap van ‘horen, zien en spreken’ weer terug. We weten natuurlijk ook wel dat we met het verzamelen van handtekeningen en het voorlezen van verhalen niet alle problemen rond pesten gaan oplossen. Maar als we op deze manier aan slachtoffers van pestgedrag kunnen laten zien dat zij niet vergeten worden of alleen staan, dan is het al iets waard geweest.”

Bezoek ‘De Vrienden van Lisa’ op Facebook.
De Muur Tegen Pesten werd gerealiseerd met de Alles Kan-projectsubsidie van de Stad Gent.

Oudenaarde Tegen Pesten
De Muur Tegen Pesten ging niet alleen in Gent op reis. Op maandag 10 maart organiseerden Björge Vanden Broecke en Gölin Verhellen het evenement ‘Oudenaarde Tegen Pesten‘, in het kader van hun GIP-project. Ongeveer duizend jongeren kwamen samen op de Markt in Oudenaarde om er ook een symbolische muur te bouwen en ballonnen tegen pesten op te laten. “Volgend jaar komt er trouwens opnieuw een editie van ‘Oudenaarde Tegen Pesten’. Het wordt anders uitgewerkt maar dat er een nieuwe editie komt, dat staat vast”, vertelt Björge nog.

James Huys

Wie is James Huys?

James blogt de bib: de Muur Tegen Pesten op reis

James blogt de bib: Library Session Alàn / Good Times Temple

alanElke tweede zaterdag van de maand organiseert de bibliotheek de Library Sessions, waarbij ze een artiest uitnodigt om een kort, akoestisch optreden te geven op de muziekafdeling. Op zaterdag 8 maart kwam Alan Temple twee sets van een halfuur spelen. Onder de naam Good Times Temple liet hij de bib dertig minuten lang ‘grooven’ met zijn rauwe blues, maar eerst bracht hij als Alàn verhalende, meer folky nummers. Een verslag!

James Huys

 

Terwijl ik de trappen oploop naar de vijfde verdieping en nog even in de CD-bakken van de muziekafdeling snuister, zie ik dat Temple er zich al aan het voorbereiden is voor zijn optreden straks. Ik vraag de Gentse singer-songwriter of hij nu al even tijd heeft voor een korte babbel. Omdat ik in het aankondigend blogbericht kon lezen hoe hij als jonge twintiger in Ierland belandde, en er gefascineerd raakte door de aloude, Europese cultuur, gaat ons gesprek al snel daar over. Hij vertelt. “Al lang voor de Kelten, bestond er in Europa een ongelofelijke cultuur, hè. In Ierland, toch de uiterste rand van Europa, vind je daar nog altijd sporen van terug. De Romeinen, de Angelsaksen en zelfs de Vikingen, die de boel eigenlijk volledig op zijn kop hebben gezet in Engeland, zijn nooit zo ver in het westen geraakt. Daardoor is die ‘oercultuur’ in Ierland altijd blijven bestaan. Dat vind ik heel bijzonder.”

Last of the ‘fili’
Back to the Library Sessions. Terwijl ik aanvankelijk nog met de gedachte speel of het concert niet kan doorgaan in het Zuidpark, waar de zon zo hard schijnt dat de temperaturen gemakkelijk boven de twintig graden klimmen, trekt Alàn zijn Library Session op gang met de Ierse traditional ‘Come Over The Hills’. Met de gitaar hoog tegen de borst geduwd en een licht Ierse tongval, laat hij zijn krachtige maar warme stem door de bibliotheek weerklinken en bij momenten zelfs bulderen. Maar ook het ingetogen gitaarspel van ‘Pirate Ship’ en de haast fluisterachtige zang van ‘The Meadows’, waarbij Temple zijn stem zachtjes laat schurken tegen de luisteraars aan, grijpen mijn aandacht vast.

Vooraleer de singer-songwriter ‘Star Stone River’ inzet, dat hij in Frankrijk aan de Loire heeft geschreven, vertelt hij over de eerste migratiegolven in Europa en over hoe de riviervalleien corridors waren waarlangs mensen zich verspreidden. Het valt mij nu ook op hoe Temple’s fascinatie voor het verleden en onze voorouders in zijn muziek terugkeert. “Omdat we tegenwoordig zo snel leven, vergeten we soms dat er al duizenden jaren lang verhalen worden overgedragen van generatie op generatie”, vertelt hij. “Dat vind ik echt geschift en ook echt de max. Ook omdat dezelfde thema’s altijd maar terugkomen, hè. Nummers over hoe zot je kan zijn van een vrouw en hoe kapot je bent als je haar verliest, zoiets gaat dus al tienduizend jaar lang mee, hè! In die duizenden jaren zijn er ook altijd mensen, vaak dichters en vertellers, geweest die de herinneringen aan hun volk levend hielden en zo in feite het geheugen van dat volk werden. Bij de Kelten waren dat ook dichters, die men in het Iers de ‘fili’ noemde. En hoewel de Keltische cultuur in onderdrukking is geraakt, zijn die ‘fili’ hun rol blijven vervullen tot de 17de of 18de eeuw, een periode waarin de barok tot uiting kwam in Europa. Ik zie het personage Alàn een beetje als the last of the ‘fili’.”

Juke joint
Na een korte pauze is de singer-songwriter Alàn het bluesproject Good Times Temple geworden. Temple heeft er ook een gastmuzikant bij gehaald, de 17-jarige Matis Cooreman, die hem op de mondharmonica komt vergezellen. Al van bij het eerste nummer is het duidelijk dat de Gentenaar met Good Times Temple ambiance wil brengen. Terwijl Cooreman zijn harmonica laat swingen, schudt Temple opzwepende ritmes uit zijn akoestische gitaar en vraagt hij het publiek om even met de vingers mee te knippen. Tijdens ‘Howlin’ For My Darling’ van Howlin’ Wolf merk ik op hoe zijn klok van een stem nu eerder heerlijk schuurt dan lieflijk schurkt. En met afsluiter ‘Shake Your Money Maker’ doet Temple de bibliotheek even op een ouderwetse juke joint lijken.

Wanneer ik hem na het optreden nog even spreek, hebben we het onder andere over de toekomst van zijn twee projecten. “Ik wil momenteel vooral veel spelen”, zegt hij me. “Good Times Temple draait op dit moment heel goed, wat dat betreft. Die blues-scène is ook echt een wereld op zich, dat vind ik de max. Maar ik vind het belangrijk dat ik dan ook voor iets sta binnen die wereld, snap je? Ik wil niet gewogen en te licht bevonden worden. Alàn draait ook wel goed, maar voor mij is dat iets nieuws. Het is te zeggen, ik ben er al heel mijn leven mee bezig, maar als act krijgt het nu pas echt goed vorm. Met Alàn treed ik de komende weken nog op tijdens literaire events als ‘De sprekende ezels’ en ‘De wolven van La Mancha’, in Antwerpen, Leuven en Gent.”

Op zaterdag 12 april komt Wigbert de volgende Library Session spelen. De Library Sessions zijn concerten in de muziekafdeling van bib Zuid. Het zijn optredens van ongeveer 30 minuten. Tijdens de pauze en na de laatste sessie kan je de artiest ontmoeten.

James Huys

Wie is James Huys?

Foto: Karim Hamid

James blogt de bib: Library Session Alàn / Good Times Temple

James blogt de bib: Komen Lezen

The Readers OrganisationNoem de bijeenkomsten van ‘Komen Lezen’ niet zomaar leesgroepen, want dat zijn ze niet. Het zijn ‘samenleesgroepen’, voor mensen die (nog) niet lezen en samen het leesplezier willen ontdekken. ‘Komen Lezen’ is een initiatief van Vormingplus, in samenwerking met de Bibliotheek Gent, het Poëziecentrum en het Netwerk Vrijetijdsparticipatie. Het oorspronkelijke idee is uit het Verenigd Koninkrijk overgewaaid, waar Jane Davis met haar Reader Organisation de eerste samenleesgroepen heeft opgericht. Ik was benieuwd naar hoe zo een bijeenkomst verloopt en ging een middagje mee lezen in de Gentse Zuidpoort. Een verslag!

James Huys, 12 maart 2014

Terwijl een waterig lentezonnetje hoog in de lucht staat, spring ik van mijn bus en stap ik het Rerum Novarumplein op. Ik ga op zoek naar de grote houten deur van de Zuidpoort, waar ik met Eva Rousselle, educatief medewerkster bij Vormingplus, heb afgesproken. De Zuidpoort is een vereniging waar armen het woord nemen en het is een van de vijf locaties in Gent waar mensen momenteel ‘Komen Lezen’. Vooraleer we naar binnen gaan, vertelt Eva me kort hoe het initiatief in Vlaanderen is ontstaan. “In 2013 hebben de mensen van Boek.be en de Universiteit van Antwerpen Jane Davis uitgenodigd om een lezing te geven. Zij is toen komen spreken over haar organisatie en over de manier waarop ze met literatuur en kansarmen werkt en dat viel zo goed mee dat men toen heeft gezegd: ‘we zouden in Vlaanderen ook zoiets moeten doen’. Lesgevers van The Reader Organisation zijn vervolgens een driedaagse opleiding komen geven, onder de voorwaarde dat er in Vlaanderen dan ook ‘samenleesgroepen’ zouden opgestart worden. Mijn collega Brigitte en ik hebben die opleiding gevolgd om zo de ‘Komen Lezen’-groepen naar Gent te kunnen brengen.”

Earl en Doreen
Wanneer we de schuifdeur die naar de woonkamer leidt, opentrekken, waait de geur van verse uiensoep ons toe. Iedere dinsdag organiseert de Zuidpoort hier ook een kookatelier, waarbij de deelnemers samen koken en samen eten. Omdat we een halfuur te vroeg zijn, schuiven we nog even mee aan tafel, maar al snel komen de lezers van de samenleesgroep toe. Ik maak kennis met David, Johan, Francine, Agnes, Viviane en Jan en leer ondertussen dat de bijeenkomst in een klein lokaaltje op de eerste verdieping plaatsvindt. Rond twee uur besluiten we naar boven te gaan en terwijl we de trap oplopen, vertelt Eva me hoe Vormingplus er in Gent bewust voor heeft gekozen om met kwetsbare groepen te werken. “Met ‘Komen Lezen’ bereiken we mensen die niet of nauwelijks lezen. Sommige van onze deelnemers hebben echt een degout van literatuur gekregen, bijvoorbeeld door de manier waarop boekbesprekingen op scholen vaak verliepen. Door onze methodiek kunnen we op een heel toegankelijke manier toch aan de slag gaan met teksten waarvan maar al te snel wordt gezegd dat ze te moeilijk zijn voor kansarmen.”

Wanneer de groep zich rond de tafel in het lokaaltje geschaard heeft, gaat Eva van start met het voorlezen van ‘Zij zijn je man niet’, een kortverhaal uit Raymond Carvers ‘Wil je alsjeblieft stil zijn, alsjeblieft?’. Ik luister aandachtig mee en volg samen met de rest van de lezers het verhaal van Earl en Doreen, terwijl ik af en toe een druifje neem uit de kom die Eva eerder op tafel heeft gezet.
Nadat ze een paar alinea’s gelezen heeft, stopt Eva eventjes. Ze laat de tekst bezinken en vraagt ons dan of er ons iets heeft geraakt en wat er ons is opgevallen. Ik zie hoe de lezers de woorden overpeinzen en hoe ze nadenken en mijmeren over de raakvlakken die het verhaal heeft met hun eigen levens. We praten over de tekst en doorgraven hem terwijl meningen over en weer vliegen en ook worden herzien wanneer iemand anders weer het woord neemt en de rest tot nieuwe inzichten doet komen.

Maar de sfeer is los en er wordt vaak gelachen. Eva vertelt me dan ook dat het niet de bedoeling is om een tekst diepgaand te analyseren maar wel dat er gepraat wordt over welke zaken de deelnemers persoonlijk hebben geraakt. “’Komen Lezen’ draait deels om leesbevordering maar vooral om leesplezier. Daarbij is die wisselwerking tussen het persoonlijke en de literatuur heel belangrijk. Door te spreken over hoe woorden en verhalen kunnen ontroeren en door herkenningspunten in een tekst te zoeken, gaat het echt over het levend maken van literatuur. Uit onderzoek in het Verenigd Koninkrijk is ook gebleken dat mensen sterker worden door die link te leggen tussen een tekst en hun eigen leven en door daarover te durven spreken. Wat wij doen, heeft dus ook een soort emanciperende en welzijnsbevorderende werking.”

Geen pulpromans
Iedere bijeenkomst wordt afgesloten met het voorlezen van een gedicht. Wanneer Eva het kortverhaal van Carver heeft afgerond, deelt ze ‘Haar ogen overstromen haar met liefde…’ van Herman Gorter uit. Terwijl Eva begint voor te lezen, zie ik hoe de groep de woorden over haar heen laat glijden. “Schuune”, zegt David, waarop hij en Johan het gedicht vervolgens interpreteren en onder andere praten over de rol die muziek speelt in het gedicht. Op een gegeven moment haalt David zelf een gedichtenbundel boven. Hij zegt dat Eva een mooie stem heeft en vraagt of ze voor hem ‘Er is geen dag, er is geen nacht’ van Marcel Messing wil voorlezen, wat ze vervolgens met plezier doet.

Ik vraag Eva achteraf hoe ze de tekstfragmenten voor de bijeenkomsten selecteert. Ze legt uit. “De teksten moeten toch een zekere ‘literaire kwaliteit’ bevatten, omdat ze zo veel ‘rijker’ zijn om mee aan de slag te gaan en de verbeelding veel meer prikkelen dan fragmenten uit pulpromans bijvoorbeeld. Maar het is vooral aanvoelen waar je groep nood aan heeft. De samenleesgroep in het Guislain-centrum had bijvoorbeeld heel veel aan een tekst over identiteit en de vraag ‘wie ben ik?’, maar als ik dat fragment meenam naar de Zuidpoort, dan merkte ik dat zij daar geen zin in hadden. Ze wilden liever iets lichtvoetig vanuit de gedachte: ‘wij hebben ons aandeel aan miserie al gehad, we willen iets vrolijker’. Elke groep is in dat opzicht uniek.”

Lezerscollectief
Na de bijeenkomst blijf ik nog wat rondhangen in de Zuidpoort. Ik zie dat David er ook nog is en vraag hem of hij kan uitleggen wat er hem juist raakt aan het gedicht dat hij had meegenomen en ons door Eva werd voorgelezen. Hij vertelt. “Ik zie het als een soort spirituele ervaring en als iets wat je innerlijk voelt, waarbij woorden ontoereikend zijn om het te beschrijven.”
Ik kom vervolgens te weten dat het Davids tweede bijeenkomst was en dat hij aanvankelijk niet zo happig was om deel te nemen. “Eerst dacht ik: ‘een voorleesgroep, hoe saai moet dat niet zijn?’. Maar de sessies verlopen op een veel boeiendere manier dan ik mij eerst had voorgesteld, doordat er gepraat wordt over de tekst en doordat we op zoek gaan naar antwoorden op vragen die we zelf stellen. Ik kan heel aandachtig naar een verhaal luisteren maar ik wil ook delen wat ik uit dat verhaal begrepen heb.”

Ik neem afscheid van David en sla de houten poort van de Zuidpoort samen met Eva achter me toe. Terwijl we even napraten, komt de toekomst van het ‘Komen Lezen’-initiatief ter sprake. Eva vertelt. “Eind maart lanceren we het Lezerscollectief, waarmee we een soort Vlaamse Reader Organisation willen oprichten. Met dat Lezerscollectief willen we begeleiders van groepen permanente bijscholing aanbieden, in de vorm van masterclasses, uitwisselingsdagen met andere begeleiders en boeken met tekstmaterialen in die ze kunnen gebruiken voor de leesbijeenkomsten. In Gent willen we de komende vier jaar vooral nieuwe groepen opstarten, waarbij we ons vanaf 2015 sterk willen richten op senioren als doelgroep. Maar als er ondertussen vragen komen vanuit andere organisaties die ook met een groep willen beginnen, dan gaan we daar uiteraard ook op in. Vanaf nu is het echt de bedoeling dat ‘Komen Lezen’ begint te groeien.”

James Huys

Wie is James Huys?

James blogt de bib: Komen Lezen

James blogt de bib: Curieuzeneuzen met de SuperWereldMol

Elke eerste zaterdag van de maand stelt de bib het Curieuzeneuzen Vraagstaarten Kabinet op in de jeugdbibliotheek. Kinderen vanaf zeven jaar gaan er op zoek naar antwoorden op vragen die ze zelf stellen door in het Kabinet te duiken, boeken uit te pluizen en op het internet te surfen. In het kader van Belmundo groef SuperWereldMol Lotte op zaterdag 1 maart een tunnel naar de bibliotheek en ging ze er op zoek naar jonge onderzoekers die haar konden helpen het mysterie rond drie vreemde voorwerpen op te lossen.

James Huys, 6 maart 2014

Net als vorige maand stap ik rond tien uur ’s ochtends de jeugdbibliotheek binnen, klaar voor het derde Curieuzeneuzen Vraagstaarten Kabinet van 2014. Wanneer ik nietsvermoedend tussen de kinderboeken laveer, hoor ik plots een luid en rommelend geluid vanuit de grond opborrelen. Ik besluit verder te lopen tot ik, achteraan in de jeugdbib, op een enorme put bots, waarnaast een mysterieus figuur de aarde van haar schouders klopt. Terwijl ik nog met mijn mond open en stomverbaasd naar het gat in de vloer staar, kom ik te weten dat deze vreemde verschijning SuperWereldMol Lotte is, die vandaag een bezoekje komt brengen aan de Curieuzeneuzen. Wanneer ze met haar werkhandschoenen het stof en de modder van haar rode salopette en witte helm heeft geschud, besluit ik haar te vragen wat een SuperWereldMol eigenlijk is en wat haar vandaag naar de bibliotheek brengt. Ze legt uit. “Ik ben eigenlijk een ondergrondse onderzoeker die al twaalf jaar lang overal ter wereld gangen graaft. Wanneer ik bovenkom, ga ik op zoek naar voorwerpen die mij enorm interesseren maar waarvan ik niet weet waarvoor ze dienen of van waar ze komen. Die neem ik dan mee naar mijn mollennest, waar ik samen met de andere onderzoeksmollen van Studio Globo woon, en waar we kinderen uitnodigen om met ons op zoek te gaan naar het mysterie achter die voorwerpen. Maar vandaag heb ik mijn mollennest verlaten en ben ik opgedoken in de bibliotheek om informatie te verzamelen over de drie voorwerpen die ik nu mee heb. Ik reken daarbij natuurlijk op de hulp van de jonge Curieuzeneuzen.”

Dropgeur
Ik vraag de SuperWereldMol vervolgens of ik de voorwerpen die ze heeft meegebracht al eens mag zien. Ze haalt een groene zak uit waarvan ze de inhoud voor mijn ogen op tafel uitspreidt. Ik zie witte steentjes die een beetje op haaientanden lijken, bruin-rode sterren en een zakje met een regenboog aan gekleurde prulletjes in. Lotte vertelt. “Ik weet natuurlijk nog niet wat deze spullen zijn maar ik kan je wel al vertellen waar ik ze heb gevonden. Die steentjes heb ik van een jongetje, Ogo, uit Senegal gekregen. De sterren komen van een meisje, Sam, uit Indië en dat zakje mocht ik van Maria uit Guatemala meenemen naar hier. Maar weet je wat me opviel toen ik op bezoek was bij al die kinderen? Dat die helemaal niet zo verschillen van elkaar, ook al wonen ze allemaal aan een andere kant van de wereld. Soms denken mensen misschien dat die kinderen daar helemaal anders zijn, maar overal ter wereld heb ik meisjes gevonden die filmster willen worden of jongens die heel graag snoepen, ook al mag dat niet van hun ouders. We hebben allemaal meer raakvlakken met mensen die heel ver weg wonen dan we soms denken. En dat wil ik straks zeker ook aan de Curieuzeneuzen vertellen, want dat vinden ik en de andere mollen bij Studio Globo heel belangrijk!”

Ondertussen zie ik dat de eerste onderzoekers van vandaag zijn aangekomen. SuperWereldMol Lotte legt hen uit wat ze gaan doen en strooit de voorwerpen uit haar groene zak weer op tafel. Ze verdeelt de kinderen in groepjes van drie en geeft hen elk één spulletje om te onderzoeken. Terwijl de kinderen de voorwerpen besnuffelen en in hun handen laten rondgaan, hoor ik hoe de eerste vermoedens over de oorsprong ervan door hun monden weerklinken. “Schelpen! Geld! Een gedroogde mango! Iets uit de Wereldwinkel! Iets uit een automaat!”. Ik besluit even rond te lopen en zie hoe de Curieuzeneuzen ijverig hun onderzoeksfiches invullen. Ze schrijven op waarvoor het voorwerp zou kunnen dienen, aan wat het hen doet denken en wat ze er van vinden. Ik kijk even mee bij Elian, Benno en Gust, die met de stervormige voorwerpen aan de slag zijn gegaan. “Die sterretjes ruiken nogal raar. De geur doet ons denken aan drop dus misschien wordt het gebruikt om drop van te maken!”, leggen ze uit. Omdat de fiches op die manier veel vragen doen oproepen bij de kinderen, is het tijd om de Curieuzeneuzen, die hongerig zijn naar meer informatie, los te laten in de bibliotheek!

Wonderzoekers Badeendjes
Terwijl twee van de drie groepjes zich meteen achter de computers in de jeugdbib nestelen, stap ik even mee met Gabriël, Makeeba en Arwen, die zichzelf ondertussen hebben omgedoopt tot de ‘Wonderzoekers Badeendjes’. Met zijn drieën stappen ze kordaat naar de ‘Dieren’-sectie van de bibliotheek, op zoek naar een boek over slakken en schelpen waarin ze de betekenis van de witte steentjes hopen te vinden. Ik laat hen rustig verder zoeken en merk dat ook het groepje van Arno, Nic en Nina Sofie in de boekenrekken is gedoken. Hun zoektocht verloopt moeizaam. “We weten dat dat zakje uit Mexico komt en dat de prulletjes gebruikt worden om een spelletje te spelen. Maar het is moeilijk om er iets over te vinden”, vertellen ze.

Iets verderop vind ik Elian, Benno en Gust terug. Terwijl ze in de boeken snuisteren, ontdek ik dat ze online al te weten zijn gekomen waar de sterren voor dienen. Ik vraag hen hoe ze te werk zijn gegaan. “We hebben via Google Afbeeldingen de woorden ‘kruiden’ en ‘ster’ ingetypt. Zo zijn we op een site beland, waar er stond dat ‘steranijs spectaculaire sterren zijn met een krachtige, dropachtige smaak’. En nu kijken we in een boek over kruiden of onze informatie wel klopt”, leggen ze uit. Ik moet even glimlachen wanneer ik hoor dat hun vermoedens over drop toch deels kloppen en ik ga terug naar de ‘Wonderzoekers Badeendjes’ om te polsen naar hoe hun onderzoek verloopt. Ik vind hen terug aan de tafel in het keukentje van de jeugdbib, waar ze als echte researchers hun bevindingen over de steentjes samenvatten en neerpennen. “Het zijn kaurischelpen, die jarenlang gebruikt werden als betaalmiddel in Senegal en op die manier ook in Perzië en Europa terecht zijn gekomen”, vertelt Gabriël me terwijl hij alles naarstig opschrijft.
Niet veel later komen Nina Sofie, Arno en Nic er zich met de glimlach bij zetten. Via Wikipedia hebben ze gevonden waarvoor hun spelletje dient en hoe het gespeeld wordt. De kleurrijke prulletjes blijken jacks te zijn en worden gebruikt om een soort bikkelspel te spelen. Wanneer alle groepjes zich even later rond SuperWereldMol Lotte verzameld hebben, kijkt ze trots toe hoe de Curieuzeneuzen met veel enthousiasme de resultaten van hun onderzoek uiteenzetten en uitgebreid bespreken.

Om de zoektocht helemaal af te ronden, heeft de SuperWereldMol nog een verrassing voor de kinderen. “Ik heb gezien dat de bibliotheek vandaag drie brieven heeft ontvangen voor ons. Eentje uit Senegal, eentje uit Indië en eentje uit Guatemala. En wat blijkt? Ogo, Sam en Maria hebben te horen gekregen dat wij vandaag op zoektocht gingen en wilden ons heel graag helpen. Laten we dus snel eens kijken wat ze ons te zeggen hebben!” Met veel verbazing en opengesperde ogen lezen de Curieuzeneuzen vervolgens hoe de informatie die ze vandaag gevonden hebben, allemaal juist blijkt te zijn. Stilaan zie ik hier en daar een glimlach op hun gezichten verschijnen. Samen zijn ze er allemaal in geslaagd om het mysterie achter de drie voorwerpen te achterhalen.

Het volgende Curieuzeneuzen Vraagstaarten Kabinet (Breek een been!) zal plaatsvinden op zaterdag 5 april, van 10u30 tot 12u. Hoe creëer je een personage? Hoe maak je een goed verhaal? Hoe maak je daar een voorstelling van? Ga op onderzoek met de theaterexpert van theaterhuis Larf en ontdek wie? Wat? Waarom? Wanneer? Of misschien word je zelf een personage in jullie eigen kleine theaterstuk! Schrijf je snel in voor dit Curieuzeneuzen en theaterkabinet! 

Bekijk ook de Tumblr-pagina van het Curieuzeneuzen Vraagstaarten Kabinet voor meer foto’s van deze en vorige workshops.

James Huys

Foto: Sofie De Grave

Wie is James Huys?

James blogt de bib: Curieuzeneuzen met de SuperWereldMol

James blogt de bib: het leescafé

Iedere dag zie ik tientallen mensen passeren langs, in en door de bibliotheek. Ervan overtuigd dat al die bezoekers een interessant verhaal met zich meedragen, ga ik elke week, in ware Man Bijt Hond-stijl, op stap tussen de boekenrekken. Op zoek naar sterke, ontroerende, of simpelweg leuke en boeiende verhalen. Deze week: het leescafé.

James Huys, 18 februari 2014

Het leescafé. Iedere dag wandel en slenter ik er voorbij maar ik heb er nog nooit iets besteld en ik heb er nog nooit met iemand afgesproken. En toch, toch wekt het café telkens opnieuw mijn nieuwsgierigheid op wanneer ik er passeer en zie hoe drukbezocht de zaak wel niet is. Want telkens opnieuw vraag ik me af: wie zijn de mensen die hier bijna dagelijks hun kranten en tijdschriften openslaan? Wat brengt hen telkens weer terug naar het leescafé? En waarin schuilt dan de aantrekkingskracht van de zaak? Ik besloot op onderzoek uit te trekken en ging vorige week, met mijn dictafoon in de ene hand en een Vedett in de andere, op zoek naar de vaste klanten en stamgasten van het leescafé!

Taart & wifi
Terwijl ik mijn eerste stappen richting leescafé zet en op het punt sta om de zaak te betreden, vertelt een krijten bord aan de ingang me tot mijn verbazing dat er een ‘taart van de dag’ wordt geserveerd. Ik bedenk me dat ‘een café waar taarten verkocht worden, nooit een slecht café kan zijn’ en ik kijk even rond, op zoek naar een lege stoel en een tafeltje waaraan ik zou mogen mee schuiven. Met het geratel van een koffiezetmachine op de achtergrond, valt mijn oog op een tafel met een stapel dossiers en een laptop, waar druk op getypt en getokkeld wordt. Het is een opvallend geluid in een ruimte waar vooral het geritsel van krantenpapier mijn oren bereikt, dus ik besluit ernaartoe te stappen. Zo leer ik Sylvie (41) kennen, die me vertelt dat ze ongeveer twee keer per maand naar het leescafé komt. Wanneer ik haar vraag waarom ze hier graag vertoeft, hoeft ze niet lang na te denken. “Ik kan hier goed werken, er is wifi en ze serveren lekker verse fruitsapjes (lacht).”

Ik laat Sylvie naarstig verder typen en besluit mijn zoektocht naar de stamgasten van het leescafé verder te zetten. Zo zie ik iets verderop Chantelle (67) zitten. Terwijl ze van haar koffie nipt en door een kookboek bladert, kom ik te weten dat ze elke woensdag rond twaalf uur met haar kleinzoon in de bibliotheek afspreekt. Maar ik merk op dat ze een uur te vroeg is. “Ik lees enorm graag. Daarom kom ik altijd bewust te vroeg, zodat ik nog even in het leescafé wat boeken of tijdschriften kan bekijken.”

Panini & Maredsous
Terwijl de zon haar stralen laat neerdalen op het glasraam van kunstenaar Herman Blondeel en ik weer op zoek ga naar een vrije stoel, zie ik een bekend gezicht. Ik neem afscheid van Chantelle en schuif mee aan bij Marc (60), die zelf in de bibliotheek werkt. “Als ik in het café binnen kom, weten ze al op voorhand wat ik ga bestellen, aangezien ik hier elke dag mijn koffietje kom drinken tijdens de middagpauze. Soms probeer ik een krant mee te nemen maar die zijn meestal al ingenomen door bezoekers van de bib (lacht). Maar het is hier rustig en sober, meer moet het voor mij eigenlijk niet zijn.”

De rust en de kalmte. Ook voor Willy (59) zijn het de voornaamste redenen om het leescafé te bezoeken. “Maar ook de beleefdheid van het personeel speelt mee. De mensen gaan hier niemand pushen om iets te consumeren en ze gaan ook nooit iemand buiten jagen. En je hebt hier een prachtig uitzicht!” Terwijl we verder praten, neemt Willy een slok van zijn goudgele, schuimige Maredsous. Ik vraag hem of hij een vaste bestelling heeft. “Dat kan eens een soepje zijn, of een broodje, of een tagliatelle. En soms een biertje, ja, maar dat drink ik rustig op mijn gemak want een Maredsous, dat is geen limonade, hè (lacht).”

Ik sta op het punt te vertrekken, wanneer ik plots Hanne (22), een studente Meertalige Communicatie, zie binnenstappen. Ze vertelt me dat ze nog niet vaak in het leescafé is geweest maar dat dat in de toekomst wel eens zou kunnen veranderen. “Ik ben momenteel mijn thesis aan het schrijven in de bibliotheek dus als ik honger heb, zal ik wel geregeld naar hier komen. Normaal gezien ga ik met vrienden in studentenresto De Brug iets eten maar op den duur serveren ze daar ook altijd hetzelfde. Ik ben dus eigenlijk een toekomstige bezoeker van het leescafé! (lacht).” Ik vraag haar of ze niet van plan is om een stukje ‘taart van de dag’ te bestellen maar terwijl ze een vluchtige blik werpt op de menukaart, valt haar keuze al snel op iets anders. “Ik moet zeggen dat het zeer lang geleden is dat ik een panini heb gegeten (lacht).”

James Huys

Wie is James Huys?

James blogt de bib: het leescafé